D5.2 – Begrippenlijst

Beroepsbevolking
Iedereen tussen de 15 en 67 jaar (AOW-leeftijd)


Beroepsgeschikte bevolking
Iedereen tussen de 15 en 67 jaar (AOW-leeftijd) die minstens 12 uur per week werkt of wil werken. Het gaat hier dus om werkzame beroepsbevolking en werkloze beroepsbevolking.


Niet participanten
Dit zijn mensen die niet willen, kunnen of mogen werken.


Participatiegraad
Het deelnemingspercentage of de participatiegraad geeft aan hoeveel procent van de beroepsgeschikte bevolking zich aanbiedt op de arbeidsmarkt.


Beroepsbevolking / beroepsgeschikte bevolking x 100 = Participatiegraad


Arbeidsproductiviteit
De productie per werknemer in een bepaalde periode.


Bezettingsgraad
De gebruikte productie capaciteit.


Geregistreerde werkloosheid
Mensen die werkloos zijn of werk hebben van minder dan 12 uur per week, en staan ingeschreven bij het UWV.


Conjuncturele werkloosheid
Werkloosheid die verband houdt met schommelingen in de economische (laag) conjunctuur. In tijden dat het economisch wat minder gaat, worden minder nieuwe werknemers aangenomen, worden contracten niet verlengd, en mensen ontslagen.


Structurele werkloosheid
Werkloosheid die het gevolg is van verandering in de structuur van het economisch leven of het productieproces, bijvoorbeeld door mechanisatie of nieuwe uitvindingen. Het is geen werkloosheid die verband houdt met schommelingen in de economische conjunctuur.


Seizoenswerkloosheid
Is een tijdelijke werkloosheid als gevolg van weinig vraag naar arbeid in een bepaald deel van het jaar (bijvoorbeeld skileraar).


Evenwichtssituatie
In de evenwichtssituatie is er geen werkloosheid. De vraag naar arbeid is gelijk aan het aanbod van arbeid. Iedereen die dus wil werken heeft een baan.


Evenwichtsloon
Het loon waarbij vraag en aanbod op de arbeidsmarkt aan elkaar gelijk zijn.


Werknemerssurplus
Het werknemerssurplus is het verschil tussen het loon en de arbeidsbereidheid ofwel voor hoeveel is de werknemer bereid om te gaan werken.


Werkgeverssurplus
Het werkgeverssurplus is het verschil tussen de betalingsbereidheid van de producenten en het loon. De werkgever heeft een voordeel wanneer hij bereid is om meer te betalen dan hij zou moeten betalen.